28 02 2018 Bomen vroeger-nu
Weergaven: 90
Bomen, vroeger en nu
400 jaar geleden was Amsterdam de eerste gemeente die bomen plantte langs grachten en straten. Bomen werden toen goed beschermd. Een boom gaf de omgeving een bepaalde status en de gebruikswaarde was groot. Een Bomenverordening uit 1454: ‘Hij die de boomen, staande op de Veste, quest, schillet of scoffiert wordt gevonnist door het verlies van de rechterhand of 20 L. boete’ (veste = gracht).
De laatste 20 – 30 jaar veranderde de stedelijke omgeving. Er kwamen meer woningen en wegen waarop meer en zwaarder verkeer ging rijden. Door ondergrondse kabels en leidingen werd het ook steeds moeilijker om een goede plek te vinden waar men een boom kon planten. Men ging zich de vraag stellen: ‘wat hebben we eigenlijk aan dat groen’ en ‘wat doen die bomen daar?’ De boom als onhandig straatmeubilair. Zowel de gebruikswaarde als de status veranderde.
Tegenwoordig zien we steeds beter in dat bomen heel belangrijk zijn voor een stad. Bomen zijn mooi, zorgen o.a. voor een leefbare stad en voor vermindering van hitte. Bomen verdampen 200 – 500 liter water per dag en koelen zo de stad. Zij vangen veel water op, wat niet meer door het riool hoeft te worden afgevoerd. Maar bomen hebben het tegenwoordig ook erg zwaar in de stad. Er is voor hen steeds minder ruimte om te kunnen groeien: ondergronds voor de wortels en boven de grond voor zijn kroon (stam en takken). Daarnaast hebben zij last van de extremen in het weer. Door o.a. te weinig doorwortelbare ruimte onder de grond krijgen zij soms te veel en soms te weinig water.
Onze rioolsystemen kunnen heftige regenbuien niet aan. Daarom moeten we de stad voorbereiden op deze heftige piekbuien. Groen is daarbij een eenvoudig en goed werkend middel om water vast te houden en te bergen. Niet alleen bomen, maar ook groene daken, gevelgroen, etc. De enige oplossing om bomen en ander groen in de stad te behouden is boom- en natuurinclusief bouwen. De natuur als bondgenoot bij bouw, renovatie en inrichting van de buitenruimte.