19 09 2018 Stinkende Gouwe
Weergaven: 138
Mierenbroodjes
Wie een tuin heeft vraagt zich soms af, hoe het komt dat er altijd weer planten opduiken die je liever niet in de tuin hebt. Hoe vaak je deze “onkruiden” ook wiedt, het houdt nooit op. Om als plant te overleven moeten er van tijd tot tijd nieuwe planten ontkiemen uit zaad. In deze rubriek is zaadverspreiding door de wind al eens ter sprake gekomen met als voorbeeld de zomersneeuw, zaden van wilg en populier verpakt in pluis.
Wie een tuin heeft, heeft soms last van mieren. Deze beestjes zijn niet schadelijk, hoogstens lastig.
Mieren behoren tot de ‘nuttige’ dieren, want ze spelen een rol bij de verspreiding van zaden. Van onze inheemse flora maken zo’n 200 soorten gebruik van mieren voor de verspreiding van hun zaad.
De Stinkende gouwe (foto: Wijnand van Buuren) is hier een voorbeeld van. Het is een algemene soort in het stedelijk gebied, die ook zomaar in de tuin kan opduiken. De plant heeft gele bloemen en bij beschadiging komt er een oranje-gele druppel uit de wond. De 2-5 cm lange vrucht ziet er als een gele mini-sperzieboon uit. Hierin zitten zwarte zaadjes van ruim 1,5 mm groot, die een wit aanhangsel hebben, het zogenaamde mierenbroodje. Dat mierenbroodje zit propvol met vooral vet en suiker. Als de mieren de zaden ontdekken wordt er een transportcolonne gevormd van de plant naar het mierennest. Daar wordt het mierenbroodje van het zaad los gemaakt en gebruikt als voedsel voor de larven. Het zaad blijft in de buurt van het mierennest liggen. De grond rondom het mierennest is meestal rul en er zijn verhoudingsgewijs veel voedingsstoffen aanwezig, een ideale plek om te ontkiemen. Zo kan het zaad van de Stinkende gouwe tot wel twintig meter van de plant terecht komen. Deze samenwerking tussen plant en mier, waarbij beide voordeel ondervinden, noemen we mutualisme.
Ook het “wilde “ viooltje maakt gebruik van mieren. De zaden hebben ook een klein mierenbroodje. Eerst slingert het zijn zaden zelf een stukje van de plant weg, maar dan zorgen de mieren voor een verdere verspreiding. Om te overleven kan het geen kwaad om meerdere vormen van zaadverspreiding te hebben.